Beleidsuitvoerders zijn niet te benijden!

LEESTIJD: 2 MIN

Een bestuurskundige klassieker is het boek van Pressman en Wildavsky 'Implementation' (1973). Dat boek doet verslag van de invoering van een overheidsprogramma in Oakland – een arme stad in de buurt van San Fransisco – om honderden langdurig werklozen aan het werk te helpen. Er was ruim voldoende geld, de politieke wil was groot en vele betrokkenen werkten mee. Toch mislukte het ene na het andere initiatief en werden uiteindelijk nauwelijks mensen aan een baan geholpen. Als het boek iets leert dan is het wel dat uitvoering van overheidsbeleid a hell of a job is.

Momenteel loopt er een parlementair onderzoek naar uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst, het UWV en de IND. Daar zal ongetwijfeld geconstateerd gaan worden dat er veel fout ging bij deze uitvoeringsorganisaties. Maar ook dat er veel verklaringen zijn waarom dat het geval is. Ongetwijfeld zal dit patroon straks in evaluaties van deze coronacrisis naar voren komen. Het is niet meer dan logisch dat onder (tijds)druk de kans op implementatieproblemen groter is dan in rustiger tijden.

Waar zit hem dat dan in? Waarom gaan er bij de uitvoering zo vaak zaken mis?

  • Op papier kunnen wij alles bedenken. Of het in de praktijk zo gaat of werkt, moet altijd nog maar worden afgewacht.
  • Gaandeweg bedenken wij er steeds veel nieuwe zaken en taken bij (Tweede Kamer die steeds meer wilde en eiste van bijvoorbeeld de Belastingdienst of op dit moment van instellingen als de GGD).
  • Uitvoeringsorganisaties krijgen er wel taken, maar zelden geld bij. Het moet vooral steeds efficiënter.
  • In de uitvoering heb je altijd met veel andere actoren te maken. Netwerkmanagement is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
  • In de uitvoering komt de gecompliceerde werkelijkheid pas naar voren, met de vele uitzonderingen (en vaak schrijnende gevallen) waarvoor de bestaande regels geen soelaas bieden.
  • Vaak wordt de burger, de patiënt, de cliënt – inclusief de pluriformiteit van deze groepen – opvallend vergeten bij de beleidsvorming.

Voor de komende periode kunnen wij, in het licht van de coronacrisis, bijvoorbeeld denken aan:

  • Overbelaste zorgmedewerkers, maar ook anderen die 'het niet meer trekken'.
  • De bijna onmogelijke opgave in de verpleeghuizen (en andere instellingen) om het virus buiten te houden.
  • Problemen bij de toepassing van de (tijdelijke) coronawet in de 355 gemeenten.
  • De handhaving van alle extra maatregelen rond de jaarwisseling (politie en boa's voor een onmogelijke taak).
  • De veilige opslag van al het consumentenvuurwerk (onder andere in grote hoeveelheden binnengekomen in de Rotterdamse haven).
  • De keuze tussen vaccins en straks de distributie en uitrol van deze vaccins.
  • Het vaccineren van de miljoenen Nederlanders (bijwerkingen, prioritering, et cetera).

Wat kunnen en wat moeten wij hier nu mee?

  • Accepteren dat niet alles bij de uitvoering goed zal gaan en realiseren dat het altijd langer duurt dan gewenst en verwacht.
  • Bij de beleidsontwikkeling al veel meer rekening houden met de uitvoering.
  • Realiseren dat meer informatie niet altijd beter is; goede duiding zeker wel.
  • Veel grotere bescheidenheid en zelfreflectie bij organen als de Tweede Kamer.
  • Veel meer prioriteit geven aan uitvoering en professionals daarbij een grotere beleidsvrijheid geven.
  • Iedereen verplicht het kinderboek Rupsje Nooitgenoeg laten lezen.

Menno van Duin Lector Crisisbeheersing Instituut Fysieke Veiligheid

Van Duin is sinds 2010 lector bij het lectoraat Crisisbeheersing van het IFV waar men kennis en kunde ontwikkelt gericht op de verdere professionalisering van bestuurders, beleidsmakers en hulpverleners in de veiligheidsregio’s en de vitale sectoren. In samenwerking met andere partijen draagt Van Duin bij aan de verbetering van de kwaliteit van de crisisbeheersing. Hij is al 35 jaar actief in crisisbeheersing.

deel deze pagina: